algebra 1-4 | gelijksoortige termen optellen

gelijksoortige termen optellen – optellen en aftrekken – optellen bij algebra

Alleen gelijksoortige termen optellen of aftrekken

gelijksoortige termen optellen, brugklas wiskunde

algebra
algebra 1
oefening 13 t/m 24

Videotekst

alleen gelijksoortige termen mag je optellen

Gelijksoortige termen mag je optellen.
Als je kijkt naar a +2a, dan zijn dit allebei termen met alleen maar een a.
Je kunt ook zeggen, dit is 1 appel en dat zijn 2 appels, en appels mag je bij elkaar optellen.
Gelijksoortige termen mag je optellen.
1 keer a plus 2 keer a is 3 keer a.
3a is het antwoord.

Hier heb je a+3p+2a.
Dit zijn bijvoorbeeld appels, dit peren en dit appels.
Je mag peren niet bij appels optellen, die zijn niet gelijksoortig.
Maar je mag wel deze a optellen bij deze 2a en dat is samen 3a.
En dan houd je nog over deze term, +3p, en die schrijf je er gewoon achter, +3p.
Als je nu bijvoorbeeld voor a 2 zou invullen en voor p 10, dan zul je zien dat je hier hetzelfde getal krijgt, hier links, als hier rechts.
En dat komt omdat je geen appels en peren bij elkaar hebt opgeteld.

a+2b+a+3b

We hadden gezien, a+2a = 3a
Dan kijken we naar de volgende.
Je hebt hier a+a, dat is samen +2a
En dan zie je hier +2b en +3b en dat is samen +5b

-2a+3b-4a-2b

En nu de laatste.
Je hebt hier -2a en -4a.
Je weet dat -2-4 is -6, dus ik heb -6a.
En hier heb ik +3b en -2b en dat is samen +1b ofwel +b, dus ik mag die 1 ook wegvegen.

zet de termen in alfabetische volgorde

Hier heb je allemaal verschillende termen met x, met een b, met een a, met een b, met een x, en nou is de afspraak dat we dan in alfabetische volgorde gaan werken.
Dus ik begin met de a-termen. Dat zijn deze twee. -2a+a, dat is samen -a.
Nu ga ik kijken naar b. Ik heb +3b, die plus hoort er bij, +3b en +b, en dat is samen +4b.
En nu heb ik alleen nog x-en over. +2x, die plus staat er niet, maar die hoort er eigenlijk wel, +2x, -3x, en dat is samen -x.
En dat is het antwoord en je ziet dat we de termen van het antwoord in alfabetische volgorde hebben gezet.
Dus eerst de a-term, dan de b-term en dan de x-term.

Je mag alleen gelijksoortige termen bij elkaar nemen (optellen of aftrekken) omdat een letter voor één en hetzelfde getal staat.
Je kunt dit zelf controleren, want a + a + b geeft dezelfde waarde als 2a + b als je voor a bijvoorbeeld 2 kiest en voor b bijvoorbeeld 3 kiest.
Als je er bijvoorbeeld 2ab van zou maken, krijg je echt een ander antwoord.