Negatieve getallen 4 | twee negatieve getallen optellen

min plus min | twee schulden geven een nog grotere schuld

leerwerkboek brugklas

rekenen met getallen
kwadraten en wortels
oefening 10

Videotekst

de + als opdracht “tel op”

-2 plus -3
-2, dat is een getal, die min hoort bij het getal en daarom zet ik er even een blauw lijntje om heen.
Dan zie je een plus-teken en dan zie je -3
Dus hier staat -2 en tel daarbij op, want die rode plus betekent tel er bij op, dat is een opdracht, dus je hebt het getal -2 en tel daar bij op het getal -3.
Probeer nu even zelf te bedenken wat het antwoord moet zijn.
Je kunt bijvoorbeeld weer denken aan schulden.
Als je een schuld hebt van 2 euro plus ook nog een schuld van 3 euro, dan heb je in totaal een schuld van 5 euro.
Dus het antwoord is een schuld van 5, -5.

-1 + -8 =

Nog een voorbeeld.
-1 + -8
Dat ziet er ingewikkeld uit, maar als ik nu weer een cirkeltje er omheen maak, -1 en tel daarbij op, dus tel daarbij op -8, dan is het antwoord -9.

-6 + -7 =

-6 + -7
Dat zijn twee min-getallen, dus dan is het antwoord als je twee min-getallen bij elkaar optelt, is ook een min-getal dus ik schrijf eerst een min op en dan tel ik die 6 en die 7 bij elkaar op en dat is 13.
Dus je ziet, het antwoord wordt -13.
Dus dit is het nieuwe getal, het antwoord getal.
Je kunt ook weer denken aan schulden, je had 6 euro schuld en ook nog eens daarbij 7 euro schuld en dat is samen een schuld van 6+7=13 euro.

-100 + -50 =

-100 + -50 is samen -150.
Probeer bij deze sommetjes de vraag én het antwoord hardop uit te spreken voordat je ze hoort.
(min 1) plus (min 6) is (min 7)
(min 3) plus (min 90) is (min 93)
(min 25) plus (min 50) is (min 75)
(min 10) plus (min 20) is m(in 30)